Terug naar media overzicht
Conferentie over trauma infectie, georganiseerd door het Zeeuws Kollektief voor Haptonomie, Zeeuwse Bibliotheek, 12 mei 2011

Dat gaat je niet in de koude kleren zitten”

"Dat gaat je niet in de koude kleren zitten” 

Het Zeeuws Kollektief voor Haptonomie heeft het initiatief genomen tot deze conferentie over trauma infectie. Bedrijfshulpverleners, politie, brandweer, ambulancepersoneel, jeugdzorgmedewerkers, docenten, leerlingbegeleiders, maatschappelijk werkers, verslaggevers, artsen, verpleegkundigen: allen zijn regelmatig rechtstreeks of indirect, vaak op indringende wijze, getuige van traumatische gebeurtenissen en schokkende ervaringen. “Dat hoort nu eenmaal bij je werk….” Onbekendheid met trauma infectie maakt dat mensen soms onnodig het werk van hulpverlener de rug toe keren. De conferentie geeft inzicht in het fenomeen trauma infectie en adviezen om trauma infectie te voorkomen. Door te zorgen voor “selfcare” voor jezelf en binnen je organisatie bouw je veerkracht op.

De aankondiging van deze conferentie wordt verzorgd door dagvoorzitter Krijn Hamelink van MEE Zeeland. Krijn Hamelink kondigt de sprekers aan en vat de lezingen samen, waarbij hij ook eigen observaties geeft en zo nu en dan Benedictus aanhaalt: “Luister mijn zoon, naar de richtlijnen van de meester”. Hij nodigt de aanwezigen uit te luisteren met hun hart, in de wetenschap dat hulpverleners dagelijks meemaken dat alles van waarde kwetsbaar is. Zij balanceren voortdurend tussen openheid en zelfbescherming. 

Burgemeester Koos Schouwenaar verricht de officiële opening. Hij is blij met het initiatief voor deze conferentie en vergelijkt hulpverleners met helden uit Griekse tragedies: ze doen wat de situatie van hen vraagt. Dat kan leiden tot secundaire traumatisering, het blootstaan aan de wonden van anderen. Burgemeester Schouwenaar zegt dat het gemeentebestuur ook baat heeft bij de ontwikkeling van de wetenschap over trauma en hulpverlening, zij draagt immers zorg voor de brandweer. 
Hij besluit zijn verhaal met de oproep: “laat u raken, dat komt ten goede aan de hulpverlening”. 
 

Theorie en praktijk van trauma infectie. 
De eerste inleider is Prof. Wolters, verbonden aan het psychocentrum trauma voor kinderen van de Universiteit van Utrecht. 
Hij geeft aan wat trauma inhoudt: de normale psychische processen zijn in de war, het gedrag is gestoord, de tijdsbeleving is gestoord, er zijn langdurig directe of uitgestelde reacties op de schokkende gebeurtenis. Andere verschijnselen kunnen zijn: hyperactiviteit, somatisatie, nachtmerries , paniekaanvallen, bevriezing. 
Het begrip trauma is enorm gepopulariseerd, onder andere door de media. Echtscheidingen en overlijden van dierbaren behoren niet tot de traumatische ervaringen, zij kunnen wel heel ingrijpend zijn, maar horen bij het leven . Mensen krijgen soms een trauma aangepraat en geloven het doemscenario dat wordt geschetst: eenmaal een trauma dan achtervolgt je dat je hele leven. Prof. Wolters noemt dit misbruik van trauma. Als voorbeeld hiervan haalt hij de advocaat van één van de slachtoffertjes van Benno L. aan. Deze zwemleraar uit Den Bosch werd aangeklaagd wegens grootschalig misbruik van kinderen. 
Tijdens de rechtszitting zei de advocaat dat zijn cliënt haar hele leven dit trauma met zich meedraagt. De media-aandacht en de slachtoffercultuur kunnen leiden tot besmetting van trauma. Je ziet soms dat mensen zelfs de taal van de media overnemen. 
e media-aandacht en de slachtoffercultuur kunnen leiden tot besmetting van trauma. Je ziet soms dat mensen zelfs de taal van de media overnemen. 

In de wetenschap wordt een onderscheid gemaakt tussen trauma 1 en trauma 2. 
Trauma 1 is een eenmalig, schokkende gebeurtenis, trauma 2 is langdurige traumatisering zoals bijvoorbeeld in concentratiekampen, bij langdurig seksueel misbruik of ernstige verwaarlozing. Trauma reacties worden beïnvloed door de mate waarin je toch nog in staat bent te sturen. Het is bekend dat overlevenden van concentratiekampen vaak een intellectuele kracht, sterke religieuze overtuiging of actieve houding hadden waarduit zij de kracht putten te overleven. Ook het denken over trauma is aan verandering onderhevig. Tijdens W.O. I werden soldaten die niet terug wilden naar het front omdat ze het leterlijk niet meer konden zien, voelen en ruiken gefusilleerd als landverraders. Pas na W.O II kwam er een definitieve erkenning van het begrip trauma . In en na latere oorlogen zijn er programma’s om getraumatiseerde soldaten te begeleiden. 

De belangrijkste behandeling van trauma bestaat uit opvang, het ordenen van de situatie, helpen om te stabiliseren, uitleggen wat er kan gebeuren. Voor hulpverleners is het belangrijk om eerst goed te kijken wat er aan de hand is. Diagnostiek is zeer belangrijk voor een goed trauma-management. 
Je moet als hulpverlener ook breder opereren dan de cliënt, en ook het gezin en soms zelfs de werkgever erbij betrekken. 
Hulpverleners kunnen zich ook heroïsch voelen, dichtbij God, verslaafd aan traumahulp, of juist op de vlucht gaan, vermijden,uitputtingsverschijnselen vertonen. 
Soms is er sprake van symbiose met het slachtoffer, en kunnen hulpverleners het trauma “overnemen”. 
Wat mag je als hulpverlener aan emoties laten zien? Prof. Wolters is van mening dat je als hulpverlener je eigen emotie mag tonen als je erg aangeslagen bent, zolang het je professionele houding niet in de weg staat. Als hulpverlener moet je bovendien alert zijn op een te grote afhankelijkheid van de cliënt. 

Wat zijn voorwaarden die nodig zijn voor hulpverleners om hun vak op goede wijze te kunnen uitoefenen? 
• Inzicht in de eigen persoonlijkheid en eigen gedragspatronen 
• Zicht op de eigen kwetsbaarheid 
• Eerst eigen conflicten oplossen (eigen psychotherapie) 
• Niet alleen traumawerk doen! 
• Inrichting van het eigen leven, innerlijke frisheid vasthouden 
• Grenzen aangeven 
• Sociale ecosystemen: hoe ziet de organisatie eruit? Voor het vak van hulpverlener is bijscholing, intervisie en supervisie onontbeerlijk. 
• Hoe onafhankelijk ben je? 

Samenvattend is volgens prof. Wolters de uitdaging in traumawerk echte betrokkenheid, het besef dat je met kleine dingen iets wezenlijks kunt betekenen voor mensen. En het besef dat er ook sprake kan zijn van traumatische groei: pijn en verdriet, hoop en lijden kunnen je ook sterker maken. Je diepste wond is soms je grootste krachtbron. 

Help, ik heb geholpen! 
De tweede spreker is Yvonne Zwarthoed, Luuc Smit interviewt haar over haar ervaringen als hulpverlener na de brand in Volendam. Zij is verpleegkundige en heeft na de brand in café De Hemel langdurig patiënten met brandwonden verzorgd. Zij schreef daarover het boek “Help, ik heb geholpen!” Het gaat over haar eigen ervaring met de geringe aandacht die hulpverleners krijgen bij langdurige confrontatie met ernstig gewonde slachtoffers. 

Yvonne hoorde pas op Nieuwjaarsdag van de ernst van de brand en ze nam zelf contact op met het ziekenhuis om haar hulp aan te bieden. Ze had geen idee waar ze aan begon, en het ziekenhuis ook niet. 
Wel was duidelijk dat Volendam zelf een noodgebouw wilde opzetten om de gewonden te verzorgen. 
Yvonne handelde uit een soort onrust, wat kan ik doen om mijn vak weer op te pakken? 
Ze kende de slachtoffers niet persoonlijk, wel via-via. De eerste dagen waren vooral een inwerktraject, daarnaast startte de verzorging van patiënten met brandwonden. De meer ernstige brandwonden kwamen pas later, van jongeren die langer in ziekenhuizen hadden gelegen of in coma waren geweest. 
Ook kwamen toen alle verhalen los, de zorgen en het verdriet om vrienden. Voor Yvonne was dat zeer indrukwekkend. Thuis zette ze de knop om, met collega’s praatte ze alleen technisch over de patiënten. Hoe meer patiënten ze verzorgde, hoe pijnlijker het werd. Yvonne voelde letterlijk de pijn van de patiënten bij het verwisselen van verbanden. 
Op een gegeven moment werd Yvonne “echt wel moe”. Ze zag de mensen dagelijks, voor een hele lange periode, en ook buiten het ziekenhuis bleef ze hen tegenkomen, het stopte nooit. Van de meest ernstige patiënten lag ze ’s nachts wakker. 
Uiteindelijk heeft ze 20 maanden volgehouden. 
Aan haar nieuwe collega’s kon ze niet over haar ervaringen vertellen, zij hebben haar aangeraden hulp te zoeken. 

Duidelijk werd dat 1 gesprekje bij een psycholoog niet zou helpen. Yvonne is toen gaan schrijven, maximaal 15 minuten per dag. Uiteindelijk is zij zelf ziek geworden. 
“ik voelde me een jachthond, op zoek naar wat nog interessant is”. Ze kreeg depressieve klachten en bezocht een psychiater, kreeg medicijnen, gezinshulp, zorgverlof. Wat echt hielp? Dat er even helemaal niets meer moest. Ze nam een jaar onbetaald verlof. Uiteindelijk is het ziekenhuis door het ministerie van Volksgezondheid aangesproken en kreeg Yvonne een reïntegratietraject bij Heliomare. 
Yvonne formuleert zelf haar eigen les: geef aan waar je grenzen liggen, geef structurele aandacht aan intervisie, supervisie maar ook zelfzorg. In het ziekenhuis werkt ze niet meer. 
Ze heeft een eigen praktijk en geeft trainingen neurofeedback en hartcoherentie. 

Voorkomen van trauma infectie bij hulpverleners 

Dr. Brigitte Lepage vindt het toepasselijk dat op de Dag van de Zorg deze conferentie plaatsvindt, waarin de zorg aan de hulpverlener centraal staat. Zij is als psychiater/psychotherapeut verbonden aan het Rgc, het Regionaal Geestelijk Gezondheidscentrum in Zeeuws-Vlaanderen. Het Rgc is een 2elijns instelling, dat klinische, dag klinische en ambulante zorg verleent, voornamelijk in Zeeuws-Vlaanderen. De zorgprogramma’s zijn afgestemd op trauma-gerelateerde problematiek, vooral gericht op mensen met complexe trauma’s die persoonlijkheidsveranderingen met zich meebrengen. 

Brigitte Lepage geeft aan welke factoren kunnen bijdragen aan trauma-infectie bij hulpverleners: 
• De inhoud van de verhalen van cliënten 
• De verandering van je wereldbeeld door deze verhalen 
• De verbinding met pijn uit je persoonlijk leven 
• Agressie/bedreiging/impulsief gedrag van de cliënt 
• Gevoel van machteloosheid 

Op de werkvloer is het van belang dat leidinggevenden en hulpverleners zelf het gevaar onderkennen, er een goed protocol is voor de opvang, de belasting van hulpverleners gedoseerd wordt en de veerkracht verhoogd wordt. De structuur van het traumateam is heel belangrijk, zo mag de verantwoordelijkheid nooit bij één persoon liggen, moet er altijd vervanging zijn, moet er altijd iemand laagdrempelig bereikbaar zijn en mag niemand fulltime traumabehandeling doen. 

Ook is het delen van ervaringen in intervisie en supervisie van belang. Bij het Rgc is intervisie verplicht voor iedere traumabehandelaar en is supervisie op vrijwillige basis beschikbaar. Het Rgc investeert in een cultuur van veiligheid en openheid, waar met humor gewerkt wordt en waar erkenning en waardering uitgesproken wordt naar elkaar. Positieve feedback helpt bij het verhogen van de veerkracht, evenals de patiëntenbesprekingen waarbij 3 ervaren therapeuten en de betrokken therapeuten 1xper 3 maanden de patiënten bespreken. In die besprekingen komen vragen aan de orde als: “wat doet het met je, waar wil je naartoe, hou je het nog vol, wat heb je nodig”? Op deze manier wordt kennis en ervaring uitgewisseld, worden blinde vlekken in beeld gebracht en worden grenzen besproken. De patiëntenbesprekingen worden gevolgd door analyse, advies en schriftelijke verslaglegging. Het Rgc doet veel aan educatie en casuïstiekbespreking vanuit het perspectief van de hulpverlener. Het consultatieteam is verplicht voor alle behandelaren en begint met een mindfulness oefening. Een andere bijdrage aan de gezonde veerkracht voor hulpverleners bestaat uit hartcoherentie-oefeningen. Ademen “vanuit je hart” kan positieve emoties oproepen. De oefening is eenvoudig: dagelijks 3x per dag 5 minuten lang 6 ademhalingen per minuut oefenen, dit is een ritme van 5 tellen in, 5 tellen uit. Het effect blijft 4 uur in stand, de effecten op langere termijn zijn dat de bloeddruk lager wordt en er stressreductie plaats vindt. Onderzoek wijst uit dat 3 weken oefenen 100% hartcoherentie oplevert, een staat die je makkelijk kunt oproepen in stressvolle situatie. 

Van het leven geleerd. 

Manu Keirse, hoogleraar aan de faculteit Geneeskunde, KU Leuven, neemt ons mee naar het begin van zijn loopbaan, de periode waarin hij leiding ging geven aan een groot ziekenhuis. Hij besloot een psycholoog in te zetten voor de intervisie en begeleiding van de werkers in de zorg. Zijn basismodel was 1x per 2 weken 2 uur per week tijd te geven voor intervisie. Een veelgehoorde reactie was “we hebben geen tijd”. Toch leverde het zeer zeker resultaten op. Zo is er het verhaal van een hoofdverpleegkundige geriatrie die op een gegeven moment aangeeft werk en de zorg voor haar kinderen niet meer te kunnen combineren. Ze krijgt de opdracht op kaartjes te schrijven op welk moment van de dag haar vermoeidheid begint. Dat blijkt steeds na de bezoekronde als ze bij één specifieke oudere vrouw is geweest. Ze ziet in deze vrouw de ogen van haar moeder, die plotseling overleden is tijdens haar vakantie. Die ogen vragen haar steeds “waar was jij toen ik je nodig had?” Dit inzicht maakt dat ze kan blijven en opnieuw naar volle tevredenheid functioneert. 
In de gezondheidszorg zou het motto volgens Manu Keirse moeten zijn “mensen houden is mensen krijgen”. 
Je houdt mensen door hun veerkracht te versterken, door visie en door intervisie. Door leiderschap dat uitgaat van wat er mogelijk is in mensen en in projecten, door de 4 vormen van intelligentie (mentaal, fysiek, emotioneel en spiritueel) aan te spreken. Spirituele intelligentie (geweten) is de drijvende kracht achter de andere vormen van intelligentie. Manu Keirse bepleit het leren zien van mensen, dat is bewogen worden en in beweging komen. Zien is kijken in drie dimensies: horizontaal, verticaal en van buiten naar binnen. Bij horizontaal kijken gaat het erom mensen niet alleen in het heden te bekijken, maar ook in zijn of haar geschiedenis. Zonder wortels gaan planten dood. Het is van belang om mensen te bevragen: waar sta je nu? Waar ga je naartoe? Leer hen te kijken met het einde voor ogen. Als je weet waar je heen gaat is dat pas effectief als je je eigen einde kent, dat doet namelijk andere waarden naar boven komen. Verticaal kijken is vanuit de hoogte de diepte in, diepere lagen en drijfveren van mensen beschouwen. Het is de wereld onder water, de verscheidenheid aan mensen en motieven, dat wat mensen werkelijk bezielt. Een goede leider wil weten wat er onder water speelt. 
Vanuit de hoogte kijken helpt om het grotere geheel te zien, professionals vormen een deel van een groter geheel, dit besef is van belang voor de veerkracht. Van buiten naar binnen kijken is aandacht schenken aan weten en voelen. De kern van dienstbaarheid is gelegen in het hart van de leider. In onze samenleving vertrouwt men het verstand en wantrouwt men het hart. Er is een gebrek aan contemplatie, waardoor creativiteit en originaliteit verloren gaan. Het zou goed zijn om 10 minuten per dag naar binnen te kijken. Intervisie, als georganiseerde vorm van reflectie leidt tot minder ziekteverzuim, volgens Manu Keirse. Ook haalt hij het begrip “de kleine goedheid” aan, de kern hiervan is naastenliefde. Wacht niet tot het systeem een oplossing heeft gevonden, maar doe zelf iets. 
Verder geeft Manu Keirse een uitleg over burn-out, een staat van fysieke en emotionele uitputting. Het is geen gevolge van stress, maar van het niet adequaat omgaan met stress. Burn-out is vooral het probleem van mensen die ooit hebben gebrand van enthousiasme. Er zijn veel mogelijke bronnen, zoals de focus op problemen, weinig positieve feedback ontvangen, gevoel van falen, negatieve reacties, identificatie met cliënten, zeer grote betrokkenheid, gebrek aan zelfbepaling, gespannen relaties, gebrek aan vertrouwen in de leiding. Je kunt zelf het nodige doen om burn-out te voorkomen: 
• Realistische doelen stellen 
• Dezelfde dingen anders doen 
• Tijdig onderbreken 
• Dingen minder persoonlijk nemen 
• Het positieve accentueren 
• Zelfkennis verhogen 
• Rust en ontspanning 
• Overgang werk-thuis 
• Gevarieerd persoonlijk leven 
• Verandering van werksituatie. Let op: zorg dat je het daar anders gaat doen! 

Burn-out heeft een hoge kostprijs, zowel op het werk als thuis. In de werksituatie betekent het een geringere motivatie, routinematige zorg, absenteïsme en dromen over “de ideale baan”. Voor het gezin betekent het dat er geen energie over is voor de dagelijkse taken, er over het werk geklaagd wordt, er weinig aandacht is voor anderen en een overdreven vraag naar aandacht voor zichzelf. 
Preventieve maatregelen: 
• Pas oplossingen toe voor het probleem er is 
• Ontdek de eerste tekenen 
• Voorkom burn-out door informatie hierover 
• Trainen van sociale vaardigheden 
• Intervisie als essentieel onderdeel van het werk 

Manu Keirse heeft een boodschap als afsluiting: 
leer mensen zien ~ geef ze een visie ~ zorg voor onderhoud van visie door intervisie ~ bekijk motivatie in 4 vormen ~ dan zal je veerkracht oogsten!